Verstrooiend tochtje
'k Fietste op een frisse winteravond
over de lange eenzame landweg
volgde een kleine warme luchtwenteling
de oneindige troosteloze ruimte
had één starre droge ademtocht
maar een soepel balletneveltje
danste speels voor me uit
de gitzwarte akkerzee welfde gedwee
tegen de lilliputterboompjes van houtskool
bij de nòg grijze stramme westelijke kim
dat wolkje toonde een zwakke gloed
ik vond wat me steeds wenkend geleidde:
dampende erwtensoep in de boerenherberg.
Reacties op 'Verstrooiend tochtje'
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, ben jij de eerste?